Luke 16

1En Hij zeide ook tot Zijn discipelen: Er was een zeker rijk mens, welke een rentmeester had; en deze werd bij hem verklaagd, als die zijn goederen doorbracht.
 rentmeester had; Grieks huishouder, of huisbezorger; die gesteld is over de ontvangst en uitgaaf der goederen.
,
 doorbracht Grieks verstrooide, of verkwistte.
2En hij riep hem, en zeide tot hem: Hoe hoor ik dit van u? Geef rekenschap van uw rentmeesterschap; want gij zult niet meer kunnen rentmeester zijn.
 rentmeesterschap; Of, bediening; namelijk van uw ambt.
3En de rentmeester zeide bij zichzelven: Wat zal ik doen, dewijl mijn heer dit rentmeesterschap van mij neemt? Graven kan ik niet; te bedelen schaam ik mij. 4Ik weet, wat ik doen zal, opdat, wanneer ik van het rentmeesterschap afgezet zal wezen, zij mij in hun huizen ontvangen.
 zij mij in hun huizen ontvangen Namelijk de schuldenaars mijns heren.
5En hij riep tot zich een iegelijk van de schuldenaars zijns heeren, en zeide tot den eersten: Hoeveel zijt gij mijn heer schuldig? 6En hij zeide: Honderd vaten olie. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift, en nederzittende, schrijf haastelijk vijftig.
 vaten olie Grieks Batos; hetwelk betekent een grote maat van natte waren, waarvan zie 1Ki 7:26 .
7Daarna zeide hij tot een anderen: En gij, hoeveel zijt gij schuldig? En hij zeide: Honderd mudden tarwe. En hij zeide tot hem: Neem uw handschrift, en schrijf tachtig.
 mudden tarwe Grieks Coros; hetwelk betekent een grote maat van droge waren, 1Ki 4:22 .
8En de heer prees den onrechtvaardigen rentmeester, omdat hij voorzichtiglijk gedaan had; want de kinderen dezer wereld zijn voorzichtiger, dan de kinderen des lichts, in hun geslacht.
 heer Namelijk van dezen rentmeester.
,
 prees den onrechtvaardigen rentmeester, Niet vanwege zijn onrechtvaardigheid, maar vanwege zijn voorzichtigheid, om zichzelven tegen het toekomende te voorzien.
,
 kinderen dezer wereld Grieks zonen; dat is, die niets anders zoeken dan dingen dezer wereld, gelijk daartegen gesteld worden de kinderen des lichts, dat is, die, door den Heiligen Geest verlicht zijnde, zoeken hetgeen hemels is, Joh 12:36 ; Eph 5:8 ; 1Th 5:5 , 1Th 5:8 ; 1Jo 1:5-6 .
9En Ik zeg ulieden: Maakt uzelven vrienden uit den onrechtvaardigen Mammon, opdat, wanneer u ontbreken zal, zij u mogen ontvangen in de eeuwige tabernakelen.
 vrienden Dat is, maakt door uwe milddadigheid tegen de armen, voornamelijk de gelovigen, dat die over uniet klagen, maar u mogen zegenen voor God. Zie Deu 24:13 .
,
 Mammon, Van dit woord zie Mat 6:24 .
,
 u ontbreken zal, Of, wanneer gij zult bezwijken; namelijk door den dood; als al uw wereldse goederen u zullen begeven. Of, verlaten zult; namelijk den mammon.
,
 ontvangen Namelijk als getuigen van uwe milddadigheid en liefde aan hen bewezen.
10Die getrouw is in het minste, die is ook in het grote getrouw; en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grote onrechtvaardig.
 grote getrouw; Grieks vele.
,
 het minste onrechtvaardig is, Of, het weinigste.
11Zo gij dan in den onrechtvaardigen Mammon niet getrouw zijt geweest, wie zal u het ware vertrouwen?
 onrechtvaardigen Mammon Omdat de rijkdommen veeltijds òf onrechtvaardig verkregen, òf niet recht besteed of gebruikt worden. Anderen zetten het over vals, of bedriegelijk; omdat het gesteld wordt tegen het ware goed, vs.11.
,
 het ware vertrouwen? Dat is, de ware, onvergankelijke en hemelse rijkdommen; Mat 6:20 .
12En zo gij in eens anders goed niet getrouw zijt geweest, wie zal u het uwe geven?
 eens anders goed Namelijk dat u God maar voor een tijd leent, om niet alleen voor u, maar ook voor anderen te gebruiken.
,
 het uwe geven? Dat is, dat gij altijd en eeuwiglijk zult behouden.
13Geen huisknecht kan twee heren dienen; want of hij zal den enen haten, en den anderen liefhebben, of hij zal den enen aanhangen, en den anderen verachten; gij kunt God niet dienen en den Mammon.
 aanhangen, Dat is, zich aan den enen houden.
14En al deze dingen hoorden ook de Farizeën, die geldgierig waren, en zij beschimpten Hem. 15En Hij zeide tot hen: Gij zijt het, die uzelven rechtvaardigt voor de mensen; maar God kent uw harten; want dat hoog is onder de mensen, is een gruwel voor God.
 dat hoog is onder de mensen, Dat is, wat de wereldse en vleselijke mensen hoogachten.
16De wet en de profeten zijn tot op Johannes; van dien tijd af wordt het Koninkrijk Gods verkondigd, en een iegelijk doet geweld op hetzelve.
 Koninkrijk Gods Dat is, de vervulling van hetgeen de wet en de profeten van den Messias voorzegd hebben.
,
 verkondigd, Grieks geëvangeliseerd.
,
 geweld op hetzelve Zie Mat 11:12 .
17En het is lichter, dat de hemel en de aarde voorbijgaan, dan dat een tittel der wet valle.
 tittel der wet Zie Mat 5:18 .
,
 valle Dat is, dat niet volbracht worde hetgeen in de wet en de profeten voorzegd en geleerd wordt.
18Een iegelijk, die zijn vrouw verlaat, en een andere trouwt, die doet overspel; en een iegelijk, die de verlatene van den man trouwt, die doet ook overspel.
 verlaat, en een Te weten anders dan om hoererij, gelijk uitgedrukt wordt Mat 5:32 , en Mat 19:9 .
19En er was een zeker rijk mens, en was gekleed met purper en zeer fijn lijnwaad, levende allen dag vrolijk en prachtig.
 purper Dat is, met purperen klederen. Zie Mat 27:28 ; Mar 15:17 .
,
 zeer fijn lijnwaad, Grieks byssos; dit was een soort van zeer fijn doek of lijnwaad, hetwelk Plinius zegt dat tegen goud gewaardeerd werd, Histor. Nat.lib.19,cap.10, en wordt van zijde uitdrukkelijk onderscheiden, Rev 18:12 .
20En er was een zeker bedelaar, met name Lazarus, welke lag voor zijn poort vol zweren;
 poort vol zweren; Of, portaal, voorpoort.
21En begeerde verzadigd te worden van de kruimkens, die van de tafel des rijken vielen; maar ook de honden kwamen en lekten zijn zweren. 22En het geschiedde, dat de bedelaar stierf, en van de engelen gedragen werd in den schoot van Abraham.
 schoot van Abraham Dat is, in den hemel, of in het paradijs, waar de gelovigen met Abraham, den vader aller gelovigen, zullen vergaderd worden, rusten, aanzitten en vertroost worden, Mat 8:11 ; Joh 13:23 .
23En de rijke stierf ook, en werd begraven. En als hij in de hel zijn ogen ophief, zijnde in de pijn, zag hij Abraham van verre, en Lazarus in zijn schoot.
 begraven Namelijk met grote pracht en statie. Van Lazarus' begrafenis wordt niet vermeld, maar inplaats daarvan alles wat zijne ziel wedervaren is.
,
 ogen ophief, Deze woorden, gelijk ook enige navolgende, moeten niet eigenlijk verstaan worden, want de ziel, een geestelijk wezen zijnde, heeft nog oog, noch tong, noch vinger; maar bij gelijkenis, om daarmede uit te drukken zo de grootheid der pijnen in de hel als de onveranderlijkheid van den staat der zielen na dit leven, zo in den hemel, als in de hel zijnde.
24En hij riep en zeide: Vader Abraham, ontferm u mijner, en zend Lazarus, dat hij het uiterste zijns vingers in het water dope, en verkoele mijn tong; want ik lijde smarten in deze vlam. 25Maar Abraham zeide: Kind, gedenk, dat gij uw goed ontvangen hebt in uw leven, en Lazarus desgelijks het kwade; en nu wordt hij vertroost, en gij lijdt smarten. 26En boven dit alles, tussen ons en ulieden is een grote klove gevestigd, zodat degenen, die van hier tot u willen overgaan, niet zouden kunnen, noch ook die daar zijn, van daar tot ons overkomen.
 klove gevestigd, Of, afgrond; dat is, een wijde en diepe tussenscheiding, door Gods wil en macht vastgemaakt.
27En hij zeide: Ik bid u dan, vader, dat gij hem zendt tot mijns vaders huis; 28Want ik heb vijf broeders; dat hij hun dit betuige, opdat ook zij niet komen in deze plaats der pijniging. 29Abraham zeide tot hem: Zij hebben Mozes en de profeten, dat zij die horen.
 Mozes en de profeten, Dat is, de schriften van Mozes en der profeten.
,
 horen Dat is, gehoorzaam zijn.
30En hij zeide: Neen, vader Abraham, maar zo iemand van de doden tot hen heenging, zij zouden zich bekeren. 31Doch Abraham zeide tot hem: Indiën zij Mozes en de profeten niet horen, zo zullen zij ook , al ware het, dat er iemand uit de doden opstond, zich niet laten gezeggen.
 gezeggen Of, overreden.
Copyright information for DutSVVA